WONEN IN ITALIË – Mama ziek

Afgelopen vrijdag zit ik met iemand aan de koffie als de telefoon gaat. Sint Jan, zie ik op het scherm van m'n mobieltje en ik schrik. Dat betekent dat er iets met mama aan de hand is.

Ik krijg één van de verpleegkundigen aan de lijn. Ze vertelt dat mama een blaasontsteking heeft. Ze was afgelopen nacht in verwarde toestand op de gang aangetroffen.

Oudere mensen kunnen bij een blaasontsteking een delier krijgen. Dan raken ze verward en raken het contact met de buitenwereld kwijt en dat was dus blijkbaar met m'n moeder gebeurd.

Ze zouden meteen beginnen met een antibiotica-kuur. Ik voelde me de rest van de dag ongerust. Op zich is een blaasontsteking geen ernstige kwaal, maar voor iemand van 97 kan alles fataal zijn. Dan is 1200 km. opeens heel ver weg.

's Avonds belde mijn vriendin Astrid die vrijwilliger is in de St.Jan. Zij heeft een hele goede invloed op mijn moeder. De verpleging had haar gevraagd te komen, omdat mijn moeder zo onrustig was. Terwijl ze belde, zat mijn moeder naast haar. Even later kreeg ik haar aan de telefoon.

"Wat ik nou toch vannacht heb meegemaakt" begon ze. "Het was afschuwelijk. Ik zag allemaal hoofden en ik dacht de hele tijd: als ik maar niet dood ga voordat ik Ineke heb gezien."

Ze weet dat ik eind volgende week kom en was bang net daarvoor dood te gaan. Ze was behoorlijk ziek. Had al drie keer overgegeven en de nacht ervoor dus haast niet geslapen.

Ik had een rotnacht en belde de volgende ochtend meteen weer. Mama was ontzettend moe en was na het ontbijt meteen weer naar bed gebracht. De verpleegkundige van dienst vertelde dat ze lag te snurken en weer op krachten moest komen.

Ik twijfelde enorm of ik in de auto zou stappen en naar Uden zou rijden. Ik vond de situatie zo moeilijk in te schatten. Mijn moeder gaat overdag nooit naar bed, maar was nu blijkbaar uitgeput. Ik besloot het nog even af te wachten.

's Middags appte mijn vriendin Astrid dat ze aan een kopje thee zat en een chocolaatje had gegeten. Het ging de goede kant op.

Zondagmorgen om kwart voor tien ging de telefoon. Sint Jan. Het was één van de verpleegkundigen die mij wilde laten weten dat het een stuk beter ging met m'n moeder. Ik vond het zo lief dat telefoontje en was tegelijkertijd zo opgelucht dat de tranen me in de ogen sprongen.

Daarna kon ik weer genieten. Ik ging een stuk lopen en beloonde mezelf na afloop met een glas prosecco in de bar. De zon scheen, het terras zat vol en mijn broer belde en liet me weten dat hij diezelfde middag nog naar mijn moeder zou gaan.

Later belde hij via facetime. Daar snapt m'n moeder niks van. Ik zat te zwaaien en te schreeuwen. Ze keek alle kanten op behalve naar mij. Maar ik zag haar weer, mooi aangekleed en gekapt, ze zag er zeker niet uit als iemand die op het punt staat te overlijden.

"Uiteindelijk verliezen we het toch" zei mijn broer een keer. "Ze gaat natuurlijk toch een keertje gewoon dood". Ja dat weer ik natuurlijk ook wel, maar ik ga nu nog even twee weken met haar kneuteren.

Gisteren is de antibiotica-kuur beëindigd. En dat is maar goed ook, want ze werd er misselijk van. Astrid vertelde dat mijn moeder was toegezongen en dat daar een filmpje van was gemaakt. Dat filmpje werd me even later toegestuurd. Ik vond het ontroerend, misschien zegt het anderen niks maar ik zet het toch hier onder het stukje.

Vanmorgen aan de telefoon klonk ze opgewekt. De kuur lijkt te hebben gewerkt. Het fatale telefoontje zal natuurlijk toch een keer komen, maar nu nog even niet.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.